Ik hoor dit nu. Ik zie dat nog.

Inleiding op het werk van Jannie Benthem door Iris Dik (geplaatst in de catalogus ‘Jannie Benthem Sculptures’).

Jannie Benthem werkt in verschillende technieken en genres: van robuuste buitenbeelden tot breekbaar keramiek, van installaties tot foto- en videowerk. Wie deze catalogus doorbladert of een overzichtsexpositie van Benthem bezoekt valt op het eerste gezicht de diversiteit aan benaderingen op. Maar wie langer kijkt, voelt achter elk beeld dezelfde maker aan het werk. Een kunstenaar die al twintig jaar, zowel lijfelijk als mentaal, de confrontatie aangaat met de cycli van leven en dood in de natuur. Met opbouw en verval, met het vervliegen van herinneringen en het verstrijken van de tijd. Het achterliggende thema in al haar werk is vergankelijkheid. Haar oeuvre is één vloeiend Memento Mori, dat ze invult met originele, persoonlijke Vanitas symbolen.

Zoals in Monument voor de Gevallenen. De titel is een knipoog naar de vele oorlogsmomumenten voor slachtoffers van de Eerste en Tweede Wereldoorlog die van ons land tot in Frankrijk te vinden zijn. Benthem eert echter geen gesneuvelde soldaten, maar van de boom gevallen populierenblaadjes. Zorgvuldig gedroogd en geplastificeerd plaatste ze hen, fier rechtop, op een lint van bamboestokken terug op hun vindplek: 60 gedenktekentjes van 60 x 6 cm. Voor de wandelaar langs het Filosofisch Pad, op het terrein van Gaia & Ouranos Buitenkunst, maakte zij zichtbaar hoe elk afzonderlijk blaadje een eigen belijning en ‘uitstraling’ heeft. Ze wist met dit monument de bloei van de blaadjes symbolisch te verlengen, en vestigde tegelijk onze aandacht op de schoonheid van het leven dat zijn sporen op hun ‘gelaat’ had getrokken.

Al sinds haar studie aan de kunstacademie in Arnhem, nu Artez, maakt Jannie Benthem in haar keramisch werk de strijd voelbaar met het verval dat in elke schepping besloten ligt.

Tijdens een reis door de National Parks van Amerika zag ze rotsformaties die gevormd waren door natuurlijke processen van afbraak en opbouw. Deze inspireerden haar tot de serie Urnen: ruwe vaasvormen van afgebrokkelde plakken klei. De vorm ontstond tijdens het maken door een fysieke strijd met materie en vorm. Door openbreken, afbreken, duwen trekken en schuren.

De lichtobjecten zijn beheerster, meer gecontroleerd; maar daardoor des te dreigender. Het licht binnenin, de oerkracht van de aarde, is bedwongen in gestapelde beschilderde gipselementen die op rotsblokken lijken.

In de Christelijke cultuur betekende het begrip Vanitas ijdelheid, tijdelijkheid, en de nietigheid van het aardse bestaan. Het lijkt vergezocht om bij een kunstenaar als Jannie Benthem, die bij uitstek aardse materialen zoals klei, gips en cement gebruikt, een referentie te zien naar de schone schijn van het aardse bezit. Toch is juist dat de spannende tweede laag in al haar werk. In de serie Those Left Behind onderzocht ze bijvoorbeeld hoe ver je kunt gaan in het opzoeken van de grens, in het tarten van de materie. In dit werk, dat tijdens een werkperiode op Shetland tot stand kwam, slaagde ze erin om een serie holle, monumentale bollen te maken met een ultradunne huid van cement en glasvezel. Deze krachtige en tegelijk broze beelden doen denken aan het begrip Homo Bulla (De Mens is een Zeepbel), het terugkerend symbool in de iconografie van Vanitas stillevens. De titel Those Left Behind roept een gedicht op van Jan Eijkelboom, Wat Blijft Komt Nooit Terug, over de vergankelijkheid van jeugdherinneringen, met de prachtige regels:

‘Ik hoor dit nu. Ik zie dat nog. Het blijft bij me en ik kan het niet vasthouden’.

Op een meer conceptuele manier probeert Benthem in haar installaties door het gebruik van fotografie de vluchtigheid van het leven voelbaar te maken. Elke foto is immers, zoals Roland Barthes zei, een ‘gedenk te sterven’. Zodra op de knop gedrukt is, is het moment geschiedenis. Foto’s zijn sterk verbonden met de herinnering. Op een geprojecteerde dia in de installatie Herinneringen zien we een jongetje dat heel voorzichtig een blikje gevuld met water voor zich uit draagt. In de ruimte voor de projectie staat een keramieken afgietsel van zijn kinderlaarsjes op een bergje zout. Alles in deze installatie is helder en licht, als een uitgebleekte herinnering. Je hoort het druppelen van water als het tikken van de klok: het verstrijken van de tijd dat de zeventiende-eeuwse schilders symboliseerden door de zandloper. De jongen op de foto is zijn afgegoten kaplaarsjes inmiddels allang ontgroeid. Zout is het symbool voor zuivering. In deze tedere installatie maakte Benthem tastbaar hoe we in het reine kunnen komen met het afscheid van de jeugd.

Gezien het bovenstaande zal het niet verbazen dat Benthem haar inspiratiebronnen zoekt in kunstenaars en denkers die net als zij de confrontatie aangaan met de eeuwige cycli in de natuur, en met de concepten vergankelijkheid, herinnering, jeugd. Op de academie verslond ze filosofen als Hegel, Artaud en vooral Georges Bataille, wier gedachtengoed over het aanraken en overschrijden van grenzen, angst en verlangen, leven en dood ze sindsdien incorporeerde in haar werkwijze. Ook het citaat van de door haar sinds school bewonderde dichter Marsman, op de openingspagina van dit boekje, illustreert deze fascinatie treffend. Met William Turner deelt ze zijn Romantische natuurbeleving. Met de schilder Francis Bacon en de Nederlandse beeldhouwer Karin Arink het zoeken achter het oppervlak van de menselijke en aardse huid. Louise Bourgeois inspireert haar door de evocatie van de kindertijd in ruimtelijke installaties.

Het landschap in Shetland is de plek waar Benthem zich het meest thuis voelt. Ze bracht er meerdere werkperiodes door. Hier te wandelen, en zich te laven aan vergezichten, aan weer en wind, is de ideale manier voor haar om op te gaan in de ruimte, stilte en leegte waarin ze inspiratie vindt voor nieuw werk. Ze maakte er enkele van haar meest vitale, blijmoedige werken. Want ook dat is wat juist kunstenaars, beter dan wie dan ook, kunnen: het telkens opnieuw het leven vieren. De tegenhanger van het Romeinse begrip Memento Mori is niet voor niets Carpe Diem.

In opdracht van de Shetse Lord Lieutenant John Scott in Bressay maakte Benthem samen met Yvonne Halfens een in partjes gesneden frisse Hollandse appel voor in zijn tuin. Deze appel, hoewel intussen bedekt met een dun laagje mos, blijft altijd strak en glimmend in zijn vel, zijn vruchtvlees wordt nooit bruin. En voor een permanente beeldenroute in het havenstadje Scalloway maakte ze van koper een kleurige zon, die sindsdien dag en nacht haar licht laat schijnen in het vaak zo grijze en regenachtige Shetse klimaat.

 

Iris Dik (Amsterdam, 1964) is kunsthistoricus.

Ze werkt als kunstadviseur, curator, schrijver en documentairemaker.

* Deze tekst is verschenen in de catalogus ‘SCULPTURES’ van Jannie Benthem.
(De catalogus is te bekijken en te bestellen via de link.)